Meestal heeft het hebben van de ziekte van von Willebrand geen negatieve gevolgen voor de zwangerschap. Wat de bevalling betreft, zal uw hematoloog een geschikte strategie bepalen zodat deze zonder zorgen kan verlopen.
Uw lichaam bereidt zich op een natuurlijke wijze voor
Wanneer u zwanger bent, past uw lichaam het stollingsmechanisme aan gedurende de zwangerschap om zich voor te bereiden op eventueel bloedverlies tijdens de bevalling: de niveaus van factor VIII (FVIII) en von Willebrand factor (VWF) nemen in deze periode toe, wat de neiging tot stollen bevordert.
Meten van FVIII en VWF
Om de niveaus van deze twee factoren in uw bloed te controleren, worden ze gemeten rond 30 tot 34 weken zwangerschap. Dit stelt uw hematoloog in staat om een strategie te bepalen voor tijdens de bevalling.
Toezicht na de bevalling
Omdat het niveau van factor VIII en von Willebrandfactor vóór de bevalling doorgaans hoog is, zal de bevalling over het algemeen zonder bloedingsproblemen verlopen. Vooral na de bevalling is het aangeraden om waakzaam te zijn: de niveaus van deze factoren kunnen in de dagen na de bevalling snel terugvallen naar normale waarden, wat kan leiden tot bloedingen.
Epidurale anesthesie: een weloverwogen keuze
Bij patiënten met bloedingsneigingen – zoals bij de ziekte van von Willebrand – zijn anesthesisten extra voorzichtig met het toepassen van epidurale anesthesie. Deze vorm van verdoving kan namelijk risico’s op bloedingscomplicaties meebrengen. Voor veilig gebruik moeten de niveaus van FVIII en VWF voldoende hoog zijn. Ze worden als veilig beschouwd wanneer ze minstens 50% boven de normale waarde liggen. Meestal zal uw hematoloog dit bespreken met uw anesthesist, waarbij de uiteindelijke beslissing altijd bij de anesthesist ligt.